Erfgoeddrager: Asli

‘Mijn moeder gaf mij altijd mee dat niet alle Duitsers slecht zijn’

Marja Ruijterman is van na de oorlog. Als professioneel verstelster én omdat haar moeder zoveel verteld heeft, kan zij de verhalen van voor haar geboorte doorgeven alsof ze erbij was. Aan Chenoa, Asli en Steven van de Visserschool vertelde ze bij een ingelijste jeugdfoto van haar moeder Greetje over de oorlog.

Liep uw moeder gevaar in de oorlog?
Haar vader, mijn opa Samuel Dresden, was Joods. Mijn oma Christien was katholiek. Daardoor waren mijn moeder Greetje en haar zusje Annie niet Joods. Per ongeluk stond mijn moeder wel als ‘geheel Joods’ ingeschreven bij de Joodse gemeente. Een keer werd ze opgeroepen voor werkkamp. “Mijn kind moet weg!” riep haar moeder in paniek. Dat heeft mijn opa nog net voor hij werd weggehaald door de Duitsers recht kunnen zetten. Een ander gevaarlijk moment was toen mijn moeder een keer in de Kinkerstraat houtblokjes uit de tramrails ging stelen. Nodig voor de kachel, om het een beetje warm te krijgen in huis. Opeens kwamen er twee Duitse soldaten aan. Ze rende weg maar een van de soldaten kreeg haar te pakken. Hij zei: “Ik heb ook kinderen, ga maar gauw.” Mijn moeder gaf mij daarom altijd mee dat niet alle Duitsers slecht zijn. Ze heeft de Duitsers zelfs  vergeven. Daardoor werd, zei ze, haar hart zachter, en het mijne ook. Ze zei: “Alle mensen zijn verschillend – er zijn Joden, katholieken, moslims… – maar we zijn één grote familie.”

Heeft uw moeder honger geleden in de oorlog?
Heel erg. Eerst waren er nog gaarkeukens. Ze is een keer met een volle pan, gehaald na uren wachten in de rij, gestruikeld. Al het eten lag op de grond! Tijdens de Hongerwinter, toen het ook nog eens koud was, was de honger enorm. Mijn oma scharrelde wel wat eten bij elkaar, waaronder bloembollen. Maar er was te weinig en ze moest ondertussen wel werken, op een atelier, waar ze samen met haar zusje moest toekijken hoe de anderen lunchten. Pas toen ze een keer flauwviel van de honger besloot de baas dat ze daar elke dag een boterham kreeg. In die jaren werd haar gebit  slechter, ook omdat er geen tandartsen waren, en ze kreeg wonden aan haar voeten. Na de oorlog genoot mijn moeder dan ook enorm van eten. Na haar dood ontdekte ik dat ze geregeld geld had gegeven aan goede doelen die zich inzetten tegen de honger in de wereld.

Fotografie: Shirley Brandeis

Wat is er met uw opa en andere familieleden gebeurd?
Mijn opa en oma waren voor de oorlog gescheiden. Opa hertrouwde met een Joodse vrouw, die al een dochter uit een eerder huwelijk had. Dit gezin is via Westerbork naar Sobibor gegaan, waar ze zijn vermoord. Samen hadden ze ook een baby, Sara genaamd. Die is via de creche tegenover de Hollands Schouwburg bij een pleeggezin terechtgekomen en daar groot gebracht onder de naam Maria. Ze hoorde pas als volwassene over haar verleden en dat ze dus Joods is! Toen ging ze naar haar halfzussen, mijn moeder Greetje en tante Annie op zoek. Ik heb nog altijd contact met haar. Van mijn opa’s familie kwam maar één zus terug. Tante Engeltje was dat, en ze was behoorlijk in de war door de oorlog. Als ik haar zag, deed ze eerst heel aardig en opeens kon ze dan gaan schelden. “Nazi! Nazi!” riep ze dan tegen me. Ze had in haar kleine huisje allemaal porseleinen beeldjes die ze de namen van haar omgekomen familieleden had gegeven en geregeld aaide. Dat kan een oorlog met iemand doen… Mijn moeder kon gelukkig door en praatte veel over de oorlog. Haar verhalen vertel ik graag, dat had ze fijn gevonden. Ze is in 2008 op 80-jarige leeftijd overleden. Een dag erna mijn tante Annie. 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892