Erfgoeddrager: Aryan

‘Door mijn salaris konden mijn broer en zus studeren’

Gloria Tidula kwam in 1970 op 24-jarige leeftijd vanuit de Filipijnen naar Nederland. In het militaire ziekenhuis waar ze werkte, zag ze een vacature voor vroedvrouw in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Al sprak ze matig Engels en zeker geen Nederlands, ze besloot te solliciteren, omdat ze wilde reizen en geld wilde verdienen voor haar familie. Aan Aryan en Sabriana van de Dapperschool in Amsterdam-Oost vertelt ze tijdens de zomerschool haar verhaal.

Hoe vond u het in het begin in Nederland?
‘Mijn eerste weken in Nederland waren ontzettend zwaar. Ik had ontzettend veel heimwee en het eerste jaar huilde ik elke avond. Ik miste mijn familie, ik miste het eten en ik miste de manier van leven in mijn geboorteland. Ik begreep mijn werk, maar niet de taal. Door een cursus sprak ik na drie maanden wel wat Nederlands, maar nog was het moeilijk om de patiënten te begrijpen. Het leven buiten mijn werk was hier ook zo ontzettend anders. Ik woonde met 33 andere Filipijnse vrouwen, die ook vanwege personeelstekort waren geworven, in Huize Onze Lieve Vrouwe. Door die kost en inwoning kon ik een deel van mijn salaris naar mijn familie sturen. Zo konden mijn broer en zus studeren.’

Waar moest u nog meer aan wennen?
‘Ik kwam in de zomer aan en vond het hier erg lang licht. Het werd maar niet donker. Als ik de nachtdienst inging, was het licht en als ik eruitkwam ook. Ik kon ook niet zwemmen en heb hier zwemles genomen, als enige volwassene tussen de kinderen. Het eten vond ik hier een groot probleem. We kregen eten van het ziekenhuis. Zoals spinazie met een gekookte ei en aardappelpuree. Ik was niet gewend spinazie zo te eten, wel als bladspinazie. De eerste weken hebben we niet echt goed gegeten. Ook de karnemelk, die voor ons niet bekend was, gooiden we weg, omdat we dachten dat de melk over datum was vanwege de zure smaak.’

Heeft u nog veel familie op de Filipijnen?
‘Ja, mijn ouders, broer en zus wonen daar nog. Een keer per jaar ga ik naar ze toe. Behalve vorig jaar door corona. Ik mis mijn familie, ik mis mijn huis daar. Toch wil ik niet terug, want ik heb hier een dochter in Almere. Maar als ik niet meer kan lopen en ik mag niet meer vliegen dan wil ik wel verhuizen naar de Filipijnen. Dan komen mijn dochter en mijn kleindochter mij daar opzoeken.’

Erfgoeddrager: Aryan

‘Ook thuis bleek een bom te zijn gevallen’

Piet Rebel zat met al zijn broertjes en zusjes in de Ritakerk toen die in 1943 gebombardeerd werd. Hij kroop met zijn broer Gerard uit het puin en ging naar huis, maar ook daar was alles gebombardeerd. Één voor één werden de gezinsleden met elkaar herenigd. We kunnen ons wel voorstellen hoe blij ze waren toen bleek dat iedereen de bombardementen van die dag had overleefd!

 

Wat deed u na het bombardement?
“Mijn broer Gerard en ik gingen direct naar huis om te vertellen wat er gebeurd was, maar toen we in de Van der Pekbuurt kwamen bleek dat ook daar de boel platgebombardeerd was. Overal lagen kraters van wel acht meter in doorsnee, en ook thuis bleek een bom te zijn gevallen. De planten en bloempotten waren door de druk in de dakgoot beland! 

Mijn moeder had gedacht dat wij veilig in de kerk hadden gezeten, dus die schrok heel erg. Mijn andere broer kwam na een tijdje thuis, die was helemaal door de kerk geslingerd door de druk, en mijn zus was al naar een gasthuis gebracht. Toen we naar de kerk gingen vonden we ook mijn broer Bennie, die als misdienaar werkte. Zijn ene been was gebroken en zijn andere been zat vol met scherven, maar hij leefde gelukkig nog. Veel andere misdienaren hebben het niet overleefd.”

Heeft u ooit ondergedoken?
“Net als Gerard werd ik na die gebeurtenis naar Nieuw-Vennep gebracht. Mensen waren bang voor nog meer bombardementen. Ik kwam terecht bij een gezin met vijf kinderen en had daar meteen een nieuwe beste vriend: het hondje Tommy.     

Maar Tommy bracht ons wel een paar keer bijna in de problemen, hoor. In huis zaten namelijk ook jongens ondergedoken die niet naar Duitsland wilden om te werken. Als er tijdens een razzia gecontroleerd werd, ging het hondje altijd blaffen bij het luik waar de mensen verstopt zaten! Toen hebben we daar heel slim vers geslacht vlees van het eigen vee neergelegd, want dan dachten de soldaten dat Tommy daarom blafte.”

Kon u nog altijd naar school tijdens de oorlog?
“Ik zat aan het begin van de oorlog op de Sint Nicolaasschool in Amsterdam-Noord, maar op een gegeven moment werd die school ingepikt door Duitse soldaten om te gebruiken als barakken. Dat was op zich niet heel erg, want zij kregen rantsoen en dan zagen ze wel eens wat eten over het hoofd. Als de vrachtwagen met eten kwam vormden de Duitsers een lange menselijke ketting om alles in hoog tempo door te geven naar hun verblijf. Wij stonden dan met alle kinderen te kijken, en als ze bijvoorbeeld een brood lieten vallen renden we ernaartoe om het te pakken en ermee naar huis te sprinten. Ik heb het idee dat ze vaak expres iets lieten vallen, want ze deden nooit moeite om het op te rapen.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892