Erfgoeddrager: Aneesha

‘Je krijgt met veel dingen te maken die niet leuk zijn’

Ab Kool (1928) woont al 63 jaar aan de Orteliuskade, vlakbij de Postjesweg. Daarachter, aan de Van Spilbergenstraat 32, woonde hij tijdens de oorlog. Daar maakte hij een luik naar een geheime schuilplek en had hij tijdens de Hongerwinter erge honger. Lennard, Aneesha, Ronastar en Amaya van de Rosa Boekdrukkerschool vroegen hem erover. En z’n vrouw Ali vulde af en toe aan.

Hoe was het om in de oorlog te leven?
‘Je krijgt met veel dingen te maken die niet leuk zijn. Zo zagen we in het begin Duitse vliegtuigen overvliegen, op weg om Schiphol te bombarderen. Dat was eng. Je zag ook de zoeklichten, dat zijn grote lampen waarmee de  Duitsers aan het eind van de Hoofdweg (waarachter nog geen stad was maar een zandvlakte) vliegtuigen van Engelsen en Amerikanen opspoorden. Die schoten ze dan neer met granaten, die in de lucht ontploften. Dan gingen we de volgende dag met de jongens op zoek naar granaatscherven en was het een wedstrijdje wie de grootste scherf vond. Ik was een keer kampioen! Die scherf heb ik altijd bewaard.’

Moest u onderduiken?
‘Op een gegeven moment hing er bij de gaarkeuken een oproep voor jongens die in 1928 zijn geboren, zoals ik dus! Die moesten in Duitsland werken. Daar hadden ze namelijk te weinig mannen, omdat er heel veel als soldaat naar Nederland moesten. Toen ik dat zag, besloot ik onder te duiken. Ik was gewoon thuis, maar had een luik onder de vloerbedekking, zodat ik snel onder de grond kon als ze me zouden halen. Er zijn hier veel Joodse mensen weggehaald. Bij buren van ons zaten zeven Joodse mensen ondergedoken. Die konden niet naar buiten, want stel je voor dat er buren waren die voor de Duitsers waren en tegen de Joden. Het was wel opvallend dat de bewoners altijd veel melk kochten.’

Had u honger? Hoe voelde dat?
‘Ja, dat was een heel vreemd gevoel. Je maag wil gewoon wat hebben! Je kreeg voedselbonnen voor het beetje eten wat er was en mensen stonden in de rij voor eten. Je mocht vanaf 5 uur ’s ochtends gaan staan. Mensen gingen ook wel naar de boeren om eten te halen in ruil voor dingen als handdoeken en lakens. En er waren gaarkeukens in de stad. Daar kreeg je maaienpap; pap met dingetjes erin. Of hele dunne rode koolsoep. En we aten aardappelschillen! Als die niet goed schoongemaakt waren, knarste het zand tussen je tanden! Toen de aardappelen op waren, aten we suikerbieten. Het lekkerste vond ik nog suikerbiet met andijvie. Mijn zus vond het trouwens heel leuk om naar de gaarkeuken te gaan. Die haalde trucjes uit! We waren met z’n 5-en thuis en hadden dus recht op 5 porties (een portie is ongeveer een pollepel vol). Dan zei ze na de laatste portie dat het er maar 4 waren. De man die het uitdeelde zei van niet. Zei m’n zus: nou, doe dan maar alles terug en tel opnieuw. Daar had die man geen zin in, dus gaf ie haar een extra portie! Mijn vader was ook slim met dat soort dingen. Die kreeg een keer vanuit zijn werk boter mee maar moest toen langs de Duitse controleurs op het Centraal Station. Die zouden dat zeker afpakken. Toen bood ie een Duitse soldaat met koffers aan om hem te helpen. Zo kwam ie langs de controleurs, want die soldaat zei (in het Duits): hij hoort bij mij! En zo werd ie niet gecontroleerd.’

Hoe was de bevrijding?
‘Dat was een opluchting! De Duitsers waren verslagen en de Amerikaanse soldaten reden hier over de Hoofdweg. Ik zag die jeeps en dacht: hebben ze met zulke kleine auto’s gewonnen? En overal zag je de Nederlandse vlag. Er werd gefeest, er werden hardloopwedstrijden gehouden. Zag je van die hele dunne mensen rennen. Maar mensen wilden ook wraak. Meisjes die iets met Duitsers hadden gehad, werden kaal geschoren en ingesmeerd. Ik had een nachtmerrie van een  die meisjes, met blauwe ogen en oranje verf op haar hoofd. NSB’ers moesten met tandenborstels de straten schoonmaken. Mensen waren blij en boos na de oorlog. Mijn vrouw en ik vinden dat je geen hekel aan iemand moet hebben omdat ie anders is.  Wij zeggen: heb eerbied voor ieders eerlijke overtuiging. Of: wees aardig voor elkaar.’

Erfgoeddrager: Aneesha

‘Mijn zus haalde trucjes in de gaarkeuken uit’

Fotografie: Shirley Brandeis

Ab Kool (1928) woont al 63 jaar aan de Orteliuskade, vlakbij de Postjesweg. Daarachter, aan de Van Spilbergenstraat 32, woonde hij tijdens de oorlog. Daar maakte hij een luik naar een geheime schuilplek en had hij tijdens de Hongerwinter erge honger. Lennard, Aneesha, Ronastar en Amaya van de Rosa Boekdrukkerschool vroegen hem erover. En z’n vrouw Ali vulde af en toe aan.

Hoe was het om in de oorlog te leven?
Je krijgt met veel dingen te maken die niet leuk zijn. Zo zagen we in het begin Duitse vliegtuigen overvliegen, op weg om Schiphol te bombarderen. Dat was eng. Je zag ook de zoeklichten, dat zijn grote lampen waarmee de  Duitsers aan het eind van de Hoofdweg (waarachter nog geen stad was maar een zandvlakte) vliegtuigen van Engelsen en Amerikanen opspoorden. Die schoten ze dan neer met granaten, die in de lucht ontploften. Dan gingen we de volgende dag met de jongens op zoek naar granaatscherven en was het een wedstrijdje wie de grootste scherf vond. Ik was een keer kampioen! Die scherf heb ik altijd bewaard.

Moest u onderduiken?
Op een gegeven moment hing er bij de gaarkeuken een oproep voor jongens die in 1928 zijn geboren, zoals ik dus! Die moesten in Duitsland werken. Daar hadden ze namelijk te weinig mannen, omdat er heel veel als soldaat naar Nederland moesten. Toen ik dat zag, besloot ik onder te duiken. Ik was gewoon thuis, maar had een luik onder de vloerbedekking, zodat ik snel onder de grond kon als ze me zouden halen. Er zijn hier veel Joodse mensen weggehaald. Bij buren van ons zaten zeven Joodse mensen ondergedoken. Die konden niet naar buiten, want stel je voor dat er buren waren die voor de Duitsers waren en tegen de Joden. Het was wel opvallend dat de bewoners altijd veel melk kochten.

Had u honger? Hoe voelde dat?
Ja, dat was een heel vreemd gevoel. Je maag wil gewoon wat hebben! Je kreeg voedselbonnen voor het beetje eten wat er was en mensen stonden in de rij voor eten. Je mocht vanaf 5 uur ’s ochtends gaan staan. Mensen gingen ook wel naar de boeren om eten te halen in ruil voor dingen als handdoeken en lakens. En er waren gaarkeukens in de stad. Daar kreeg je maaienpap; pap met dingetjes erin. Of hele dunne rode koolsoep. En we aten aardappelschillen! Als die niet goed schoongemaakt waren, knarste het zand tussen je tanden! Toen de aardappelen op waren, aten we suikerbieten. Het lekkerste vond ik nog suikerbiet met andijvie. Mijn zus vond het trouwens heel leuk om naar de gaarkeuken te gaan. Die haalde trucjes uit! We waren met z’n 5-en thuis en hadden dus recht op 5 porties (een portie is ongeveer een pollepel vol). Dan zei ze na de laatste portie dat het er maar 4 waren. De man die het uitdeelde zei van niet. Zei m’n zus: nou, doe dan maar alles terug en tel opnieuw. Daar had die man geen zin in, dus gaf ie haar een extra portie! Mijn vader was ook slim met dat soort dingen. Die kreeg een keer vanuit zijn werk boter mee maar moest toen langs de Duitse controleurs op het Centraal Station. Die zouden dat zeker afpakken. Toen bood ie een Duitse soldaat met koffers aan om hem te helpen. Zo kwam ie langs de controleurs, want die soldaat zei (in het Duits): hij hoort bij mij! En zo werd ie niet gecontroleerd.

Hoe was de bevrijding?
Dat was een opluchting! De Duitsers waren verslagen en de Amerikaanse soldaten reden hier over de Hoofdweg. Ik zag die jeeps en dacht: hebben ze met zulke kleine auto’s gewonnen? En overal zag je de Nederlandse vlag. Er werd gefeest, er werden hardloopwedstrijden gehouden. Zag je van die hele dunne mensen rennen. Maar mensen wilden ook wraak. Meisjes die iets met Duitsers hadden gehad, werden kaal geschoren en ingesmeerd. Ik had een nachtmerrie van een  die meisjes, met blauwe ogen en oranje verf op haar hoofd. NSB’ers moesten met tandenborstels de straten schoonmaken. Mensen waren blij en boos na de oorlog. Mijn vrouw en ik vinden dat je geen hekel aan iemand moet hebben omdat ie anders is.  Wij zeggen: heb eerbied voor ieders eerlijke overtuiging. Of: wees aardig voor elkaar.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892