Erfgoeddrager: Alia

‘Een bruidsboeket hing nog boven het bed.’

 

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Ik ben geboren in de Kromme Mijdrechtstraat, maar wij verhuisden toen ik 4 was naar Driehuis. Toen de oorlog begon gingen de Duisters een verdedigingslinie maken om de Engelsen tegen te houden en toen moesten wij evacueren. Iedereen die daar niet werkte, moest terug naar zijn oude woonplaats en zo gingen wij weer naar Amsterdam. Dat was eind 1942.
In het huis waar wij terechtkwamen bleken net Joodse mensen te zijn weggehaald. Die hadden bevel gekregen om zich te melden en dat hadden ze niet gedaan. Het was een jong stel, dat net getrouwd was. Ze vluchtten, maar werden in Rotterdam op het station gearresteerd. Ze zijn toen meteen naar Duitsland weggevoerd en nooit meer teruggekomen. Later hoorde ik dat zij in Bergen-Belsen zijn vermoord.
Het is natuurlijk heel triest. Alle meubels stonden er nog. Een bruidsboeket hing nog boven het bed, dat was heel sinister. Ik heb hier nog foto’s. Zoals een foto van het label aan hun huissleutel: ‘Huissleutel van de Jood Elisabeth Levie (..) voortvluchtig nadat hun evacuatie was bevolen en te Rotterdam gearresteerd.’’

Had u broers en zussen?
‘Mijn broer mocht niet naar buiten. Hij was ouder dan ik en kon opgepakt worden door de Duitsers. Hij zat ondergedoken in huis. Als er gebeld zou worden, dan kon mijn broer ergens onder de trap schuilen en we hadden ook schuilplekken voor de spullen. Mijn broer had een heel klein kristalradiootje. Radio Oranje kon je daarop ontvangen. Hij schreef dan op wat voor berichten er waren. Met carbonpapiertjes kopieerde hij die berichten en die gingen dan naar verschillende mensen. Dat moest heel stiekem.’

Wat at u in de oorlog?
‘We hadden een pannetje en daarmee ging je naar de gaarkeuken. Dan kreeg je aardappelschillensoep. Soms stond je in de rij bij de bakker, maar dan was het op als je aan de beurt was. Soms moest je wat op de zwarte markt kopen. Mijn moeder kocht een keer een brood voor veertig gulden.
We aten ook suikerbieten, die werden gekookt en die pulp kon je dan weer opbakken en dan had je een soort pannenkoekje. Mijn moeder werd eens ’s nachts wakker en toen zat mijn vader met een pan op bed te eten van die pulp, zo’n honger had ie.
Mijn broer en wat vrienden hebben zich een keer verkleed als meisje, omdat ze van plan waren eten langs de IJssel te zoeken en jongens konden worden opgepakt. Wij hebben toen ontzettend gelachen. Uiteindelijk zijn ze zo niet naar buiten gegaan.
Mijn broer ging op de fiets naar Wieringermeer, naar boeren, om kleding en beddengoed te ruilen voor eten. Hij kwam thuis met een schaaltje tarwe. Dat zag er zo mooi uit, dat was voor ons net goud.’

Kunt u de Bevrijding herinneren?
‘Ik had een aantal weken geelzucht, maar was net een beetje opgeknapt toen de bevrijding kwam. Ik ging de straat op om de Canadezen te verwelkomen. Er stond een soldaat op een jeep een koekje te eten. Ik deed mijn arm omhoog om te zwaaien en tikte tegen dat koekje. Toen had ik opeens een petit beurre in mijn hand. Dat heb ik snel naar huis gebracht: ‘Kijk, ik heb een koekje!’ We hebben er allemaal een stukje van gegeten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892