Erfgoeddrager: Aidan

‘Ik was niet bang en gooide het blikje naar de Duitse soldaten’

Na even zoeken naar het juiste adres komen Juul, Aidan en Lotte aan bij het huis van Gerard Bechtold. Zijn vrouw staat al op ze te wachten. De leerlingen van De Talisman in Eindhoven gaan met meneer Bechtold aan de grote tafel bij het raam zitten. Ze kijken uit op een mooie tuin. Nadat de kinderen limonade en koekjes gekregen hebben, begint het interview.

Wat zijn u eerste herinneringen aan Duitse soldaten?
‘Ik herinner me nog dat er een Duitser met een motor met zijspan de Floralaan inreed. Ik had een blikje in mijn hand en mijn vriendjes stookten me op om het blikje naar de Duitse soldaten te gooien. We waren echte kwajongens. Ik was niet bang en gooide het blikje naar hen. Het kwam recht in het gezicht van de Duitse soldaat in het zijspan. Ze keerden direct om met de motor en kwamen achter me aan. Ik had klompen aan en rende, zo hard als je kan rennen op klompen, naar de Edelweissstraat. Snel de klompen uitgedaan… Ik rende voor mijn leven, door een hele rij achtertuinen. Tenslotte klom ik over de schutting naar onze tuin. Daar stond mijn vader me al op te wachten. Hij haalde me meteen naar binnen.’

Kende u ook Joodse mensen in de oorlog?
‘Mijn vader was politieagent. Dat was best moeilijk in de oorlog want veel mensen bij de politie waren bij de NSB. Naast ons woonde ook NSB’ers. Die waren heel bang voor mijn vader. Mijn vader luisterde stiekem naar de radio. Die zat in een luik in de grond. Elke avond ging dat luik open en luisterde mijn vader naar de Engelse zender. De buurman wist dat maar durfde niets te zeggen.

We hadden ook Joodse onderduikers in huis. Die sliepen bij ons boven. Op een gegeven moment kregen onze onderduikers in de gaten dat naast ons NSB’ers woonden en dat mijn vader politieagent was en toen zijn ze gevlucht. Ze waren bang dat mijn vader hen zou verraden. Na de oorlog zijn hun kinderen ons nog komen bezoeken.’

Wat herinnert u zich nog van het Sinterklaasboombardement op 6 december 1942?
‘Eindhoven werd die dag gebombardeerd door de Engelsen. We hoorden heel veel vliegtuigen overvliegen. Er kwamen drie bombardementen vlak achterelkaar. Na het eerste bombardement liep ik met mijn vader en moeder naar de stad om te kijken wat er gebeurd was. Heel veel mensen liepen naar de stad. De hele Demer was platgebombardeerd. We zagen een hele hoop mensen dood op de weg liggen. Dat was verschrikkelijk. Op dat moment kwam er weer een bombardement, waarop we terug naar huis zijn gevlucht.’

Zijn er ook mensen omgekomen in de oorlog die u kende?
‘Ja, twee kinderen uit de straat. Tegenover de Floralaan was een schietberg. Onderaan die berg was een hele diepe betonnen kuil. De Duitsers doken in de kuil als er gevaar was. Een jongetje uit de Distelstraat was van de berg naar beneden gevallen, in de put. Hij was dood. En een ander jongetje uit mijn buurt is door een tank overreden. Ik zag het gebeuren, het was verschrikkelijk. Ik denk er nog steeds vaak aan.’

Wat is u het meest bijgebleven aan de oorlog?
‘Ze hebben mijn vader opgepakt en naar Duitsland gebracht. Daar heeft hij een half jaar gezeten. In de Floralaan woonde een Duitse commissaris. Die heeft bij ons aangebeld en gezegd dat mijn vader dood was. We waren heel verdrietig. Maar na een half jaar kwam hij weer aanzetten. Levend! Mijn moeder heeft hard gehuild, ze was zo blij. Hij heeft niets over die periode verteld.’

Erfgoeddrager: Aidan

‘Je zag zo’n vliegtuig naar beneden duiken en dan hoorde je ‘tak tak tak!’ de kogels in het water spatten. ’

Op een dag wordt Peter Struve op het Sweelinckplein aangehouden door een Duitser: ‘Halt!’ Zijn fiets wordt ingenomen. Ook  krijgt hij een bon van 75 gulden. Dat geld kan zijn vader terugvragen bij de Duitsers. Maar een nieuwe fiets kan met dat geld niet worden gekocht, dus moet Peter vanaf dat moment lopend naar school.

Hoe begon de oorlog?
De dag dat de oorlog uitbrak weet ik nog precies. Ik keek uit het zolderraam en zag aan de overkant van de straat Nederlandse soldaten. Ze slopen achter elkaar aan, met helmen op, richting de Appelstraat. Dat maakte grote indruk op me. Die soldaten met bajonetten op hun geweren. Ze zijn in gevecht geraakt met Duitse luchtlandingstroepen. Die kon ik vanuit mijn zolderraam uit de vliegtuigen zien springen. Van de hevige gevechten die volgden merkten we niet veel, al hoorden we in de verte wel de schoten. Ik weet nog dat een aantal dagen later de eerste colonne Duitsers aan kwam rijden. Ze stopten in de Vlierboomstraat. Ik liep er met een paar anderen heen om te kijken. De Duitsers stapten uit hun wagens en gingen eten. Eén van de soldaten merkte ons op en vroeg of we trek hadden. We kregen Duitse boterhammen: van dat zurige brood. Dat is de enige goede daad die ik me kan herinneren van de Duitsers.

Kon u naar school tijdens de oorlog?
Ik zat op de Zonnebloemschool, maar ons gebouw werd ontruimd door de Duitsers omdat het ‘sperrgebied’ werd. We werden verplaatst naar het gebouw van de Nachtegaalschool (nu OBS Houtrust). Onze leraren verhuisden mee. We kregen niet meer de hele dag les, want we zaten met twee scholen in één gebouw. Als wij ’s ochtends les hadden tot 12 uur, hadden de leerlingen van de Nachtegaalschool ’s middags les. Na een half jaar werden we weer overgeplaatst en gingen we naar het gebouw van een katholieke jongensschool aan de Hortensiastraat. Na de zomer van 1944 ging ik naar het Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Scheveningen. Twee maanden later werd die school gesloten, omdat er geen brandstof en elektriciteit meer was. Het laatste half jaar van de oorlog ging ik daarom niet meer naar school.

Heeft u heel de oorlog in Den Haag gewoond?
Bijna de gehele oorlog. Alleen de laatste maanden niet. In maart 1945 ben ik via het Interkerkelijk Comité naar Friesland gegaan om daar bij een boer te wonen. Ik moest me met andere kinderen melden op de Goudriaankade. Met grote binnenvaartschepen vaarden we via Leiden, Haarlem en Alkmaar. Uiteindelijk moesten we het IJsselmeer oversteken naar Stavoren. Daar zijn we beschoten door Engelse vliegtuigen. Dat was heel griezelig. Je zag zo’n vliegtuig naar beneden duiken en dan hoorde je ‘tak tak tak!’ de kogels in het water spatten. Het schip werd nauwelijks geraakt en gelukkig konden we doorvaren. Maar het was wel angstig! Het duurde misschien maar een kwartier, maar voor mijn gevoel werden we uren beschoten.
Eenmaal in Stavoren kregen we een geweldig maal met hutspot en worst en andere dingen die we jaren niet hadden gegeten. Fantastisch! Maar uiteindelijk werden we allemaal ziek, omdat onze maag zoveel eten niet kon verdragen. Daarna werden we verspreid over verschillende boeren. Ik kwam in huis bij een boer in Bergum, waar ik tot na de bevrijding ben gebleven.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892