Erfgoeddrager: Adil

‘De trams reden alleen nog voor de Jodenvervolging’

Adil, Issam, Vishnu en Efrata van basisschool De Kraal interviewen Gerard Briels in een gezellige zithoek op school. Meneer Briels was vier jaar toen de oorlog begon. Hij woonde met zijn vijf zussen, broer en zijn ouders in een krappe woning boven de kruidenierswinkel van zijn ouders aan de Insulindeweg. Naast verhalen over de oorlog, vertelt hij ook hoe anders het was om vroeger op te groeien dan nu.

Veranderde er voor u veel toen de oorlog begon?
‘Ja. Regelmatig ging het bomalarm af. Dat klonk zoals de sirenes die je nu nog elke eerste maandag van de maand hoort. Dan gingen we naar de kelder onder de winkel en bleven we daar tot het alarm weer ging. Dan was het veilig. Met de tijd merkte je meer van de oorlog. Zo waren er aan het eind geen elektriciteit, gas of kolen meer. Als er een huis leegstond, moesten we er snel bij wezen. Alle deuren en vloeren werden er dan uit gesloopt om in de kachel te stoppen. Op een ochtend kwam ik het huis uit en waren alle bomen weg! Mijn vader was er niet bij geweest toen dat was gebeurd. Hij was boos en we gingen snel naar het Zuiderzeepark om ook een boom om te hakken. In onze winkel hebben we die toen in stukjes gezaagd. Omdat de afvoer van de toiletten verstopt was in die tijd, was er voor ieder huis een groot gat gegraven, zodat het rioolwater toch door kon stromen. Daar konden we leuk overheen springen. Ik weet nog goed dat het kleine broertje van een van mijn vriendjes er ook overheen wilde springen, maar er middenin sprong, tussen alle drollen!’

Had u honger in de Hongerwinter?
‘Ik kan me niet herinneren dat ik echt honger heb gehad. Maar het eten dat we kregen was niet te eten. Ik at gebakken bloembollen, uitgedroogde tuinbonen en suikerbieten. Stamppot haalden we bij de gaarkeuken. Mijn oudste zus kreeg tijdens de Hongerwinter een baby. Mijn zwager moest goed voor haar zorgen en kreeg zelf hongeroedeem. Mijn vader ging vaak naar een boer toe en ruilde lakens en andere spullen voor voedsel. Eén keer kwam hij naar huis en huilde hij bijna. De Duitsers hadden hem aangehouden toen hij bijna thuis was en hadden al het eten dat hij geruild had van hem afgepikt.’

Kende u Joodse mensen en wist u wat er gebeurde rondom het Muiderpoortstation?
‘We hadden een Joodse buurman met wie mijn vader het goed kon vinden. Mijn oom heeft Joodse mensen verborgen in zijn huis aan de Amstel; een groot huis met een heleboel kamertjes. Hij werd verraden door een buurman en verstopte zich daarna bij ons. Als hij gepakt zou worden, zou het goed mis zijn. Ik vond dat niet eng want ik was nog jong en dan ben je niet zo gauw bang, maar vind je het wel spannend. Wat wel vreselijk was, waren de trams die alle Joden wegbrachten naar het Muiderpoortstation. De trams reden eigenlijk niet meer, alleen voor de Jodenvervolging.’

Hoe merkte u dat de oorlog voorbij was?
‘Ik was met mijn vriendjes, zoals zo vaak, aan het rondzwerven in de buurt. Bij de Middenweg, toen de rand van de stad, zagen we tanks met Canadezen aan komen rijden. Toen was de oorlog voorbij! Iedereen ging naar buiten, iedereen schreeuwde. Het was zo mooi. Er was geen radio dus we hadden het niet aan zien komen. Tijdens een bevrijdingsfeest in de straat droeg iedereen verkleedkleren; mijn vader zijn koksmuts. Die had ik nog nooit eerder gezien!
Er gebeurden wel nog een paar nare dingen. Er zaten nog een paar Duitsers op de Dam en die begonnen te schieten. Toen zijn er nog mensen doodgeschoten. En na de oorlog zag ik in onze straat ook dat de meisjes die verliefd waren geworden op een Duitser werden opgepakt. Hun haren werden afgeknipt en ze werden besmeurd met rode verf. Mensen vonden die meisjes verraadsters, maar ik vond het zo vreselijk. Want wat kun je er aan doen als je verliefd wordt?’

       

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892