Erfgoeddrager: Aaska

‘Tussen de varkenspootjes kwamen we naar de grote stad’

Hans Staphorsius groeide op in het Friese dorpje Gorredijk. In 1956 verhuisde Hans (toen bijna zes jaar oud) met zijn ouders en twee jongere broertjes naar de nieuwbouwwijk Geuzenveld in Amsterdam. Zestig jaar later woont hij daar nog steeds, in hetzelfde huis als waarin hij opgroeide. Aaska, Ava en Kaylee van basisschool de Rivieren kijken na binnenkomst rond in een huis dat vol staat met herinneringen aan zijn roots.

Waarom kwam u naar Amsterdam?
‘In Friesland had mijn vader een fotozaak en een naaimachinewinkel. Vlak na de oorlog, in de jaren vijftig, waren de mensen arm. Geld om foto’s te maken was er niet. Daarom keek hij uit naar ander werk. In Amsterdam kon hij op de tram werken. Dat betekende een vast inkomen! Het eerst jaar woonde hij door de week in Amsterdam en kwam hij in het weekend naar huis in Gorredijk. Na een jaar was er ook plek voor ons. Ik herinner me de mooie reis naar de grote stad. We konden mee met een vrachtwagenchauffeur die varkenspootjes vervoerde naar de Amsterdamse haven. Onze spullen bij de pootjes, wij in de cabine. Na de haven werden wij in de wijk die nog niet helemaal af was afgezet. Er was nog geen stoep, de wegen waren niet af, overal lag zand.’

Wat vond u anders toen u hier aankwam?
‘Ik had geen verwachtingen; ik wist alleen dat ik voor het eerst een eigen kamer zou krijgen en dat we hier een douche in plaats van een bad kregen. Verder was alles nieuw voor me. Vooral de taal was anders. Ik sprak Fries, geen Nederlands en zeker geen Amsterdams. Het eerste jaar hoefde ik nog niet naar school. Op straat leerde ik plat Amsterdams van de andere jongetjes in de buurt. Eenmaal op school had ik een Friese juffrouw die graag Fries met me sprak, waardoor ik nog langer weinig Nederlands leerde. Die taalachterstand haalde ik later in door cursussen te volgen. Verder waren hier kleine dingen anders. Ik zei altijd iedereen gedag op straat, maar dat waren ze in Amsterdam niet gewend. Ook merkte ik dat ik mijn schepje maar beter niet buiten kon laten liggen, dat was snel gestolen. En dat je hier de deur niet open kon laten staan. Maar zodra ik de taal sprak, deed ik mee en hoorde ik er een beetje bij.’

Waar zou u nu het liefst wonen, in Amsterdam of Friesland?
‘Ik heb altijd gezegd: als ik gepensioneerd ben, ga ik terug naar Friesland! Maar ik heb kinderen die dichtbij Amsterdam wonen, ik pas op de kleinkinderen, en doe hier in de buurt vrijwilligerswerk. Dus ik kan eigenlijk niet weg. En mijn vrouw is een echte Amsterdamse. Friesland is maar een uur rijden hier vandaan. Ik ga vaak een dag op en neer. Als ik ooit heel veel geld heb, wil ik misschien een tweede huisje. Maar aan de andere kant is het ook leuk om binnen Friesland steeds verschillende plekken te bezoeken. Friesland blijft altijd aantrekken en ik spreek nog steeds Fries, maar ik hoef er niet te wonen.’

           

Erfgoeddrager: Aaska

‘‘Vertel nooit je echte naam!’ ’

Meneer Eljon was 3 jaar toen de oorlog begon. Hij is Joods en moest onderduiken, zonder zijn ouders. Waarom zijn ouders hem hadden ‘weggegeven’ was voor hem niet te begrijpen.

Ben u wel eens gered door iemand waarvan u het niet verwachte?
‘Ik moest onderduiken. En ging zonder mijn ouders naar tante Greta in Haarlem. Tante Greta was getrouwd met een niet-Joodse man, dus daar was je veilig dachten we. De buren van tante Greta waren NSB’ers. Deze buren wisten dat ik een ondergedoken Joods kind was. Op een dag belden deze buren aan om te waarschuwen. Ze zeiden: ‘Dat kind moet weg want er komt morgen een huiszoeking. Wij nemen hem wel even in huis’. Omdat zij NSB’ers waren, zouden ze zeker worden overgeslagen bij de huiszoeking. Toen ben ik ’s avonds, in het donker, via de achterkant van het huis over een hoge betonnen schutting getild: ‘Heb je hem?’, ‘Ja geef hem maar een zetje.’ Ze gaven me een duwtje en de buren vingen me op. De volgende dag was er inderdaad een huiszoeking bij tante Greet en haar man maar ze vonden geen Jack. Ik zat veilig op de zolder bij de ´foute´  buren.’

Ben u ook wel eens verraden?
‘Jazeker. Ik was ondergedoken en had een nieuwe naam, Henkie Mulder.  Mijn pleegmoeder kreeg te horen dat iemand me had verraden en dat ik opgehaald zou worden. Hoewel ik in dat gezin geen fijne tijd had en haar helemaal niet aardig vond, heeft ze wel mijn leven gered. Want zij twijfelde geen moment en zei tegen de bakkersknecht aan de overkant: ‘Ga naar school en haal Henkie meteen op’. Ik moest onmiddellijk bij het hoofd van de school komen, er was geen tijd te verliezen. Snel kroop ik in de bak en de klep ging dicht. Het was pikdonker. Terwijl de knecht met de kar wegfietste, kwam van de andere kant de auto met de Duisters richting school.
De fietstocht duurde heel lang. Ik was bang in het donker dus ik deed voorzichtig de klep open. De bakkersknecht zei: ‘De klep mag pas open als IK het zeg!’ En hij klapte het weer dicht. Na een lange tijd fietsen deed hij de klep op een kier zodat ik naar buiten kon kijken. Ik zag de weilanden en wist dat ik ver weg was van de school en mijn oude onderduikadres. Voorlopig weer veilig.’

Hoe was het om uw moeder weer te zien?
‘Ik was in Friesland ondergedoken toen de bevrijding kwam. Het Rode Kruis probeerde alle ondergedoken kinderen weer bij hun echte ouders te krijgen. Ze vroegen aan mij: ‘Vertel maar je echte naam, dan kunnen we uitzoeken of je ouders nog leven en waar ze zijn.’
Maar tante Greet had aan het begin van de oorlog gezegd: ‘Vertel nooit je echte naam!’ Dus dat deed ik dan ook niet. Ze hebben me gesmeekt en geslagen, ze hebben van alles gedaan om te zorgen dat ik vertelde hoe ik echt heette, maar ik deed het niet. Ik bleef maar zeggen: ‘Ik weet het niet, ik weet het niet.’ Toen is een verpleegster van het Rode Kruis met mij achterop de fiets naar Sneek gereden en daar in een lokaal zaten 20 vrouwen. Die vrouwen waren allemaal op zoek naar hun kinderen. Ze zeiden tegen me: ‘Ga maar naar je moeder toe.’
Op stoel nummer 17 zag ik haar zitten en wilde meteen naar haar toe rennen. Maar dat mocht niet.
Ik moest bij nummer 1 beginnen. Bij nummer 17 aangekomen sprong ik meteen op schoot bij mijn moeder en pakte haar vast. Ik had haar zo gemist. Ik heb me daarna nooit meer zo hecht met haar gevoeld als op dat moment.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892